<< Vorige - Volgende >>


NK33: door Willem Pijffers


Schumich



NK33: door Willem Pijffers




Nooit meer drinken

Er zijn van die locaties waar ik niet goed naar binnen durf te gaan. Een Chinese massagesalon, een Turks koffiehuis, een kantoor waar je kunt gokken op paardenraces. Zo’n locatie is ook café Schumich. Al jaren loop ik langs de met neonlichten versierde gevel alsof ik door het havengebied van Sankt Pauli sluip, in mijn buik een vaag gevoel van onraad. Binnen vermoed ik zware jongens, lichte vrouwen en een sfeer die bij het geringste kan ontploffen.

Maar kom, een café is een café; op een donkere, winderige avond stap ik door de boog van rode lampjes alsof ik het tv-podium van een loterijshow betreed en sta oog in oog met de bittere werkelijkheid van café Schumich. Achter de bar staat een blonde vrouw van zekere leeftijd, tegenover haar zit een kalende man strak voor zich uit te kijken en in de hoek bij de deur wordt de barkruk bezet door een sombere man met het uiterlijk van een procuratiehouder. Het biljart wordt in beslag genomen door iemand met een ijsmuts, die breeduit op het dekzeil een krant leest. Niemand kijkt op. Er worden kennelijk geen bezoekers verwacht.

‘Goeienavond heer’, zegt de vrouw, ‘wil u aan een tafeltje zitten?’ 
Zij wijst naar een rij lege tafels naast het biljart. Zegt zij dit omdat ik niet welkom ben aan de bar? Ik verman me en ga op de andere hoek tegenover de baliekluiver zitten. Gedrieën vormen wij nu de aanvalslinie van een voetbalteam: twee buitenspelers en de kalende man als midvoor.
De vrouw bedient zichzelf met een klein glaasje bier en een forse jonge jenever. Voor de midvoor tapt zij een groot glas bier; het lijkt mij verstandig me daarbij aan te sluiten. 
‘Hé Goof’, roept zij naar de man op het biljart, ‘heb je nog wat gelezen wat je niet al wist?’ 
Het lijkt meer als kwinkslag voor mij bedoeld dan als vraag aan Goof. Hij reageert als op oude koek. Het zwijgen in de kroeg wordt bijna tastbaar.

Uit de luidsprekers glijden songs uit de jaren ’80 en daarvoor. Bij elk nieuw nummer roept de midvoor de naam van de vertolker. Niemand valt hem bij. Totdat I’ll never drink again te horen is en de naam van de zanger niet meteen boven wil komen. 
‘David Bowie..’ suggereert de man. 
‘Welnee’, zegt de vrouw, ‘dit is een Nederlandse jongen. Hoe heet-ie?’. 
De zanger vertrouwt ons toe dat hij de naam niet weet van de vrouw naast wie hij wakker wordt. Het deert hem niet, zingt hij, want.. ‘They are all the same!’ galmt de procuratiehouder plotseling mee. Hij gunt ons ongevraagd een inkijkje naar de reden van zijn somberheid.
‘Alexander’, zegt de vrouw, ‘hij heet Alexander nog wat’. 
De midvoor scoort onmiddellijk: ‘Alexander Curly, heet-ie, Curly’. 
Ik denk me een voorzichtige grap te kunnen veroorloven en zeg: ‘Alexander Curly, de Nederlandse David Bowie’. Het blijft stil. 
‘Doe mij nog maar een vaasje’, zegt de kalende man, ‘de laatste want ik word een beetje dronken.’ 
‘Je zit ook al de hele middag op die kruk vastgeplakt’, antwoordt de vrouw, met weinig oog voor haar nering.
In de stilte en zonder één moment van contact werk ik me door mijn bier heen. Als ik de jas aantrek en ga afrekenen, klinkt Let’s dance van David Bowie uit de speakers. Ik sta met de deurknop in de hand en hoor Goof zeggen: ‘David Bowie, de Engelse Alexander Curly’. Niemand reageert.


Willem Pijffers

570




...