<< Vorige - Volgende >> |
NK17: door Ruud van GesselPleinzicht
|
||
‘Ze nam wel eens een haring voor me mee.‘ De man naast mij aan de bar kijkt mij droevig aan.
‘In de slaapkamer. Al haar kleren weg. Een kamer om te slapen was het trouwens al jaren. We waren niet zo’n wild stel. Op het bed lag een briefje.’
‘En wat stond erop?’
‘Karel, ik slaap voortaan bij Piet.’
‘Werkelijk?’
‘Zowaar ik leef. Na dertig jaar, meneer. Wilt u het briefje zien?’ Ik maakte een afwerend gebaar.
‘Ze is nu al een half jaar met Piet de buurman van zes hoog. In de flat aan de overkant. Als het donker is kan ik ze zien lopen. Ik heb dan de lichten in de huiskamer uit. Dan zie ik Piet aan haar zitten. Dat is toch raar meneer? Ik zat nooit zomaar aan haar. We hebben ook geen kinderen maar dat ligt daar niet aan.’
‘U zag het niet aankomen?’
‘Ze nam wel eens een haring voor me mee.’
‘Dat zei u net.’
‘Dan wist ik wel hoe laat het was. Met pretoogjes sneed ze de haring in mootjes die ze door de uitjes mengde. Het zuur gooide ze weg. Dan ging ze naar me kijken hoe ik de haring opat. Geen uitje mocht blijven liggen. Daarna moest ik op de keukentafel haar met mijn tong bevredigen.’
Hij buigt hij zich naar mij toe.
Het ergste was als ze met die haring kwam en het was vlaggetjesdag.’
‘Vlaggetjesdag?’
‘Dan was ze ongesteld. Dat was een opgave kan ik u verzekeren. Dat wens je je beste vriend nog niet toe.’
‘U hebt wel wat meegemaakt.’
‘Fijn dat u naar mij geluisterd hebt. Thuis is het erg stil, alleen de koelkast zoemt.’
‘En u ziet haar nooit meer?’
‘Nee, alleen als ik het licht uitdoe in huiskamer.’
Ruud van Gessel
294
...
|