<< Vorige - Volgende >>


NK4: door Daan Pieters


Pieper



NK4: door Daan Pieters




Het heeft wel wat om in een vreemde stad waar je niemand kent een café in te lopen en aan de tapkast te gaan zitten: je loopt niet het risico dat je wordt gestoord door een vage kennis die met jou wat over koetjes en kalfjes wil keuvelen. De glas-in-loodraampjes van dit bruine café zijn best wel aardig, maar eigenlijk ben ik altijd meer geïnteresseerd in de mensen dan in het interieur, als ze tenminste maar niet tegen me gaan lullen. Een eind verder aan de bar zit zo’n vrouw van middelbare leeftijd die je altijd in dit soort kroegen aantreft: ze is net iets te zwaar opgemaakt en drinkt te veel porto, misschien in een poging om de zorgen die schuilgaan achter de droevige ogen met de kraaienpootjes en de geforceerde glimlach te verzuipen. Je zou haar zo willen troosten, haar terugbrengen naar de tijd dat ze nog een onbezorgd jong meisje was, alle narigheid die het leven over haar uitstortte met een vingerknip laten verdwijnen, maar ze heeft alleen nog dat glas om haar ziel wat te balsemen. Ze komt hier wel vaker, want de barman spreekt haar met haar voornaam aan, een jongemeisjesnaam uit een ver verleden, op het lijf geschreven van een jonge blom met sproeten die op een mooie zomerdag margrietjes zit te vlechten bij een vijver in het park. De vrouw rekent af, grijpt naar haar pakje sigaretten, vraagt op het terras nog even een vuurtje aan een jongeman die ‘u’ tegen haar zegt, kijkt nog even op haar telefoon, alsof ze twijfelt, maar stapt dan resoluut de straat over en verdwijnt in de nacht. Haar sleutels heeft ze laten liggen, maar iets zegt me dat ze die niet meer nodig heeft.


Daan Pieters

293




...