<< Vorige - Volgende >> |
NK52: door Marieke van VeenHelmers
|
||
Gat in de stad
Elke dag rond etenstijd nam Jappie zijn zoontje bij de hand en troonde hem mee de halve stad door: ‘Kom Joop, De buren motte niets weten en me baas mot me niet sien.’ Onderweg snoof Joop de geur op van gebraden gehaktballen die ontsnapte door openstaande keukenraampjes en wreef over zijn buik tot een mengsel van rook en verschraald bier zijn neus inkroop en hem de eetlust benam. Het café was zogezegd zijn tweede thuis, een eerste had hij nauwelijks of het moesten De Wallen zijn die Jappie regelmatig met een bezoek vereerde. Joop mocht dan op het krukje zitten naast de portier. Een krukje met een gammel pootje, hij tuimelde er vaak van af.
Een jaar lang verschool Joop zich in het café achter Jappie die twee barkrukken in beslag nam. Maar op Joops vijfde verjaardag zette Jappie hem op de toog, gaf vijf rondjes tegelijkertijd en riep: ‘Singe!’ Joop fronste zijn wenkbrauwen, trok zijn platte petje naar voren en staarde naar de teen die door het gat in zijn schoen naar buiten piepte. Gedwee wachtte hij tot Jappie en zijn maten hem een lang leven hadden toegebruld om vervolgens de pullen te ledigen.
Jappie is vroeg heengegaan, zomaar in zijn slaap verdronken. Joop was dertien en zette zijn cafébezoeken stipt voort ook al was het hem verboden. Jappies maten zouden hem missen als hij niet kwam en elke avond vertelden ze hem over Jappie. Jappie die hen er allemaal uitgedronken had zonder een krimp. Joop was trots op Jappie, hij was toch maar mooi zijn wettige zoon.
Nu is Joop vierenzeventig, heeft gisteren leren veterschoenen aangeschaft en begint vandaag een actie om te voorkomen dat zijn tweede thuis verdwijnt. Zonder Helmers valt er een gat in zijn leven, daar helpt geen nieuwe schoen aan.
Marieke van Veen
296
...
|